In haar stuk 'Artsen, schrijf patiënten vaker een placebo voor' stelt Barbaba
Vreede dat de positieve effecten van complementaire geneeswijzen volledig zijn toe
te schrijven aan het placebo-effect. Ze denkt dat de reguliere geneeskunde de
complementaire zorg de wind uit de zeilen kan nemen wanneer artsen ook
pilletjes zonder werkzame bestanddelen gaan voorschrijven. Aan de hand van een
casus zal ik proberen duidelijk te maken dat het karikaturale betoog van Vreede
onbedoeld laat zien dat de groei van de complementaire zorgsector in Nederland
niet los kan worden gezien van fundamentele problemen in de reguliere
gezondheidszorg.
De casus: Maria
Maria is een vrouw van 77 jaar met maagklachten. In de afgelopen twaalf
jaar overleden haar man, haar beste vriend, haar broer en – een jaar geleden – haar
zoon. Alle vier overleden ze aan een hartstilstand. Maria is opgevoed met het idee van doorgaan en niet
zeuren en wil tijdens ons gesprek dan ook liever niet ingaan op haar pijn en haar
verdriet. Ze heeft nooit echt gerouwd. “Ik stop het weg en ga door. Hier kom ik ook
wel weer overheen,” zegt ze. Maar haar verdriet is duidelijk zichtbaar.
In de afgelopen jaren heeft Maria ernstige maagklachten ontwikkeld. Ze
kan door de pijn geen normale maaltijd meer eten en is daardoor al zes kilo
afgevallen. Haar klachten werden behandeld met antibiotica. Ze voelde zich
daarna alleen maar slechter. Op aandringen van haar ongeruste dochter laat ze
haar hart onderzoeken. Dat bleek niet voor niets, want de doorbloeding was niet
optimaal. Er volgden uitgebreide onderzoeken en twee catheterisaties.
Maria was door alle nare ervaringen uit het verleden erg ongerust, maar vertelt
me dat niemand in de tijd waarin ze het ziekenhuis bezocht haar geruststelde.
In die periode namen haar maagklachten toe en ontwikkelde ze een slaapprobleem.
Ze gebruikt nu een bètablokker om haar hart rustig te houden, een angstremmer
om te kunnen slapen, een maagbeschermer en een bloedverdunner, maar voelt zich
onveranderd ellendig.
Maria’s huisarts concludeert dat het allemaal stress is, maar heeft evenmin
een oplossing. Maria is daarom zelf op zoek gegaan en naar mijn praktijk
gekomen. Nadat ik naar haar verhaal heb geluisterd, leg ik uit dat haar
maagklachten volgens de acupunctuurtheorie verband zouden kunnen houden met
haar onvermogen om te rouwen.
Tijdens het lichamelijk onderzoek voel ik dat Maria’s pols snel en
gespannen is. Ook voel ik veel spanning in haar maagstreek en hoog in de nek.
Nadat ik een diagnose heb gesteld, behandel ik haar met zachte, voedende
technieken uit de Japanse acupunctuur. De spanning in haar pols en in haar buik
neemt direct merkbaar af. Ik zie dat ze vecht tegen opkomende emoties. Als ik
met een vederlichte naaldtechniek haar nek losmaak, breekt ze. Ze begint te huilen en kan niet
meer stoppen. Ik ga rustig naast haar zitten en zeg dat het goed is en dat we
alle tijd hebben. De behandeling heeft dan hooguit tien minuten geduurd. Daarin
voel ik af en toe voorzichtig hoe haar buik en haar pols reageren. Aan het einde
van de behandeling is de spanning in haar buik zo goed als verdwenen en is haar
pols genormaliseerd. Maria zegt dat ze blij is dat ze naar me toe is gekomen.
Na vier behandelingen is ze zo goed als klachtenvrij.
Het placebo-effect
Afgaande op haar betoog gaat Vreede er net als veel andere sceptici van
uit dat het succes van mijn behandeling volledig is toe te schrijven aan het
placebo-effect. Maar die opvatting heeft een vreemde consequentie.Het betekent
namelijk dat de behandelingen van de artsen die Maria eerder behandelden niet
alleen geen effect hadden, maar ook geen placebo-effect. Hoe kan het dat ʻmijnʼ placebo-effect zoveel sterker is dan dat van de artsen die Maria
behandelden?
Tegenwoordig wordt een placebo niet meer alleen gezien
als een nepmedicijn waar je een patiënt mee bedot, maar als het nog niet
volledig begrepen, aspecifieke effect van een behandeling. Een placebo
veroorzaakt reële veranderingen in met name het centraal zenuwstelsel. De kracht van het placebo- effect wordt vooral bepaald door het vertrouwen
dat de patiënt in de behandeling heeft. Daarin speelt de houding van de behandelaar
een grote rol. Om een publicatie van de vereniging tegen de kwakzalverij te
citeren: “Het is aannemelijk dat bepaalde aspecten van de relatie
tussen arts en patiënt een heilzame invloed kunnen hebben.” En “goede placebo
artsen zijn naar men zegt vriendelijk,
geruststellend, begripvol, geïnteresseerd, vertrouwenwekkend, zelfverzekerd,
duidelijk, optimistisch, hoopvol en enthousiast.” Anders gezegd wordt de kracht
van het placebo-effect voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit van
de therapeutische relatie.
Nu heeft een ruime meerderheid van mijn patiënten al een lange gang
langs verschillende reguliere behandelaars gemaakt voor ze bij mij komen. Ik
denk dat ik veilig kan stellen dat hetzelfde geldt voor de patiëntenpopulatie
van mijn complementaire collega’s. Als alle positieve resultaten die deze
patiënten melden zijn toe te schrijven aan het placebo-effect, dan betekent dat
dus dat er iets grondig mis is met de manier waarop de reguliere zorg patiënten
bejegent.
Wetenschappelijk bewijs
Er is geen enkele reden voor schaamte als oprechte aandacht en een empathische
houding de basis vormen van het succes van een behandeling. Maar verklaart mijn
houding ten opzichte van mijn patiënten echt alle door mij behaalde behandelingsresultaten?
Ik denk het niet. In mijn praktijk zie ik patiënten met onder andere migraine,
recidiverende blaasinfecties, depressies, astma, artrose en hernia's. Niet
bepaald de 'psychosomatische kwaaltjes die vanzelf ook weer overgaan' waar
Vreede het over heeft.Het lijkt me uiterst onwaarschijnlijk dat het
placebo-effect verantwoordelijk is voor de verbeteringen die soms al na enkele
dagen bij deze patiënten optreden.
Bestaat er dan wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid van
acupunctuur? Over die vraag woedt al jaren een uitzichtloze en nutteloze
welles-nietesdiscussie. Een discussie waar, anders dan Vreede beweert, veel wetenschapsfilosofische
haken en methodologische ogen aan zitten. Laat ik hier volstaan met de
constatering dat een groot aantal artsen, onderzoekers en bestuurders overal
ter wereld van mening is dat de effectiviteit van acupunctuur op basis van de
beschikbare onderzoeksresultaten voor een aantal klachten afdoende is bewezen.
Het zal Maria overigens een zorg zijn of de behandeling voldoende
wetenschappelijk was onderbouwd: zij kreeg eindelijk de hulp die ze nodig had.
Haar casus maakt duidelijk wat er gebeurt als de gezondheidszorg zich blind
staart op 'evidence': dan worden de protocollen belangrijker dan de patiënt,
wordt een gezonde therapeutische relatie weggezet als placebo en komt medicatie
in de plaats van een luisterend oor. Dat leidt tot grote problemen: patiënten
die met klachten blijven rondlopen en vervreemd raken van de gezondheidszorg,
torenhoge kosten door onnodige behandelingen en overmedicatie.
Een andere visie op ziekte
en gezondheid
Er moet in de
complementaire zorg nog veel gebeuren op het gebied van opleidingsniveau,
structurering, onderbouwing en kwaliteitsbewaking, maar complementaire behandelaars voorzien met hun werk in een behoefte aan
zorg die gebaseerd is op een andere visie op ziekte en gezondheid. Een visie
waarin de mens niet wordt gereduceerd tot een verzameling losse onderdelen. Een
visie waarin goed kijken en luisteren naar de patiënt altijd de basis is van de
diagnostiek. Een visie waarin duidelijk is dat zingeving en genezing vaak
onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en waarin compassie een essentieel
bestanddeel is van de behandeling.
Om de complementaire zorg de wind uit de zeilen te nemen is dus heel
veel meer nodig dan neppillen voorschrijven. Daarvoor is een paradigmaverandering nodig, die ik voorlopig niet zie plaatsvinden. Maar misschien kan de sector een begin maken door te stoppen met het het ridiculiseren van patiënten die een bewuste keuze voor complementaire zorg maakt en eens echt te gaan luisteren.
Het artikel van Barbara Vreede vindt u hier:
Bronnen: